De geschiedenis van Rietmolen als kerkdorp begint zo’n vierhonderd jaar geleden. Eigenlijk bestond Rietmolen toen nog niet. De omgeving bestond uit een woest onontgonnen gebied, doorsneden met beken en moerassen. Her en der stond een verdwaalde boerderij waar de boer moest worstelen voor zijn dagelijks brood en voor de pacht. De meeste boerderijen waren namelijk eigendom van edellieden die de grond en gebouwen verpachten aan de boer. Ook moest de pachter de leenheer bijstaan in tijden van nood, zoals bij oorlogen. Zo rond 1400 gingen de eigendomsrechten over naar de bisschop van Utrecht. Bisschoppen hadden toen niet alleen kerkelijke macht, maar ook wereldlijke macht. In ons gebied had de bisschop van Utrecht alleen wereldlijke macht, want kerkelijk viel het gebied onder de bisschop van Münster. Een derde deel van de oogst moest worden afgestaan aan de bisschop van Utrecht.

 

Na 1528 gingen de bezittingen over in handen van Karel de Vijfde en na hem naar de Spaanse koning Philip de Tweede die alle bezittingen in het gebied verloor tijdens de tachtigjarige oorlog. De boerderijen werden eigendom van de provincie Overijssel.

 

Waarom is de bevolking van Rietmolen voornamelijk rooms-katholiek gebleven? Rietmolen viel rond 1517 onder de parochie Neede en rond die tijd kwamen de denkbeelden van pater Luther in zwang, zelfs de bisschop van Münster volgde hem in veel opzichten. Dat had ook invloed op de parochie Neede. Later rond 1600 kwam de Zwitser Calvijn met zijn ideeën. En onder invloed van een calvinist uit Zutphen is Neede dus uiteindelijk calvinistisch geworden, dus protestant.

 

Als je katholiek wilde blijven, dan mocht dat maar je mocht niet meer openlijk je geloof belijden. Niet meer in het openbaar en niet in het geheim op straffe van hoge boetes. Je moest je kinderen door een protestantse dominee laten dopen en ook het trouwen moest door een dominee gebeuren. Natuurlijk lieten veel katholieken in het geheim dit toch doen door een katholieke priester. Vaak werden in het geheim diensten gehouden in boerenschuren ergens ver van de bewoonde wereld. Om de hoge boetes te ontlopen besloten de paters, de franciscanen uit Bocholt, om de geheime kerkdiensten te gaan houden in het Zwillbrocker ven, een woest en onbewoond gebied, dat onder de bisschop van Münster viel. In de kerstnacht van 1651 werd daar zelfs een nachtmis opgedragen in het open veld waar honderden mensen op af kwamen.

 

Rond 1700 ontstond er een scheuring in de katholieke kerk. Die heeft geleid tot de oprichting van de oud katholieke kerk in Nederland. De bisschop van Münster moest daar niks van hebben en gaf de paters van het Zwillbrock in 1712 opdracht de zielzorg in onze regio op zich te nemen. Dat gebeurde op het erf van de boerderij Reetmölle. Het werd het kerkelijke centrum voor het hele gebied. Het mocht nog geen parochie heten, maar het werd een statie genoemd. In feite was Nederland in die tijd voor Rome een missiegebied. De paters van Zwillbrock zijn twintig jaar werkzaam geweest op de statie Reetmölle en daarom heeft Rietmolen in het najaar van 2012 zijn driehonderd jarig bestaan gevierd, want rond die statie, een boerenschuur, is Rietmolen eigenlijk ontstaan. Dit was een mooie gelegenheid om de paters te eren, want zonder hen geen Rietmolen.

 

In 1731 verbood de calvinistische overheid buitenlandse priesters om in Nederland te werken. Men besloot de aartspriester van Twente om hulp te vragen en in 1732 kwam de eerste Twentse priester naar erve Reetmölle. Omstreeks 1770 werd de eerste echte kerk gebouwd in Rietmolen, dat wil zeggen een kerkschuur, want hij mocht van de calvinistische overheid niet op een echte kerk lijken. Buiten mocht je niet zien wat er binnen gebeurde. In 1795 kwam aan alle ellende een einde toen de Fransen binnenvielen in ons land. Zij brachten vrijheid, gelijkheid en broederschap en er kwamen meer kerkelijke vrijheden.

 

Omstreeks 1825 was de oude kerkschuur zodanig versleten dat de aartspriester van Twente eiste dat er een nieuwe kerk zou komen. De katholieken in Neede weigerden daar aan mee te betalen. Het lag niet centraal genoeg en was in natte jaargetijden moeilijk te bereiken. Toch slaagde men erin om in 1835 een nieuw kerkgebouw te bouwen onder leiding van pastoor Hulsham. De zielzorg strekte zich toen uit over een groot deel van de Achterhoek. Later, toen er meerdere parochies ontstonden, kreeg de statie Rietmolen het moeilijk. Er waren te weinig parochianen om de pastoor te onderhouden en het gebied werd vergroot zodat er meer parochianen kwamen en men wel een eigen pastoor kon behouden.

 

In 1853 kreeg Nederland weer eigen bisschoppen en werd Rietmolen samen met Neede tot parochie verheven en sinds 1898 is Rietmolen een eigen parochie. Er zijn in de geschiedenis van het kerkdorp Rietmolen twee momenten aan te wijzen als bedreiging. De eerste was natuurlijk het feit dat de Needenaren in 1824 eisten dat de nieuwe kerk in Neede zou komen en weigerden mee te betalen aan een nieuwe kerk in Rietmolen. De tweede dreiging kwam van pastoor Van Everdingen die de hoofdzetel van de parochie Rietmolen naar Neede wou verplaatsen. Gelukkig voor Rietmolen is hij nog datzelfde jaar overleden en als sommigen in Rietmolen op de hoogte geweest waren van dit feit hadden ze vast geen straat naar hem vernoemd. Misschien was pastoor Hulsham een betere optie geweest. Deze man heeft veel voor kerkelijk Rietmolen betekent en heeft ook veel voor goed onderwijs in Rietmolen gedaan.

 

Auteur:
Annelies Hogenkamp

 

Bronnen:
Henk Kormelink, Rietmolen van statie tot kerkdorp, Uitgave van de Historische Kring Neede 1991
Erfenis voor vandaag en morgen, R.K. kerken in Oost-Gelderland