Nu we sinds kort in Zieuwent een derde Werenfridusbeeld hebben, zetten we deze keer onze patroonheilige eens in de schijnwerpers. Buiten, boven de grote deuren van de hoofdingang, hangt een eenvoudige beeld, dat ‘s avonds mooi wordt uitgelicht. Binnen vind je onze Werenfridus terug bij het hoofdaltaar aan een van de pilaren. Je herkent hem aan het bootje, dat hij in zijn hand draagt. Het ‘nieuwe’ beeld, dat vanuit de Sint Werenfriedkerk van Westervoort gekomen is, moet nog even wachten op zijn nieuwe sokkel. Daar wordt volop naar gezocht.
Dat bootje…. Waarom draagt Werenfridus dat bootje in zijn hand?
In het glas-in-loodraam, dat je links achter het hoofdaltaar vindt, zie je dat bootje ook terug. Het raam vertelt over de legende van Sint Werenfried, en hoe het kwam dat hij in Elst begraven werd.
In het jaar 726 werd Werenfried als priester aangesteld in Elst, daar was een kapittelkerk. Werenfried ging ook naar Westervoort, waar hij in een klein kerkje de mis op kon dragen. Werenfried was een zachtaardige, geduldige, nederige, eenvoudige en goede man, die alles voor zijn parochianen over had. Hij stierf helaas al in 736, toen hij toevallig in Westervoort was.
In een boek uit 1951, uitgegeven bij een jubileum van de Sint Werenfriedkerk uit Westervoort, lezen we dit over de legende met het bootje:
“In het wonderjaar 736 overleed priester Werenfried aan een kwade koorts, die hem overvallen had. Hij was toevallig in Westervoort, een klein geïsoleerd gelegen dorpje achter de Liemerse broeklanden van plassen en rietzudden, moeilijk bereikbaar. Er waren veel mensen Christen geworden in Westervoort. De mensen hadden in Werenfried het goede gezien, hij had hen z’n  grote liefde gegeven. Daarom hadden ze hem hier ook willen begraven. Maar die van Elst waren gekomen, om de eer voor hun dorp op te eisen.  Ze hielden stijf vol, dat de heilige in Elst zijn graf moest hebben. Daar was zijn standplaats geweest, Westervoort was maar bijzaak geweest. Het was er heftig, driftig aan toegegaan, bijna tot handgemeen toe. Tot een oude bezadigde man voorstelde ‘het oordeel aan de Hemel over te laten’. Een Godsoordeel…
Er gebeurden wonderlijke dingen toen. Oud en jong was naar de Rijnkant gelopen toen de doodsbaar op een bootje geladen was. Het werd naar het midden van de stroom gebracht en onbestuurd aan de golven overgelaten.”
De mensen waren doodstil geweest, toen het bootje zachtjes wiegend stil op het water had gelegen. Je hoorde alleen de golven zachtjes tegen het bootje klotsen... “Toen was er langzaam beweging in gekomen. Het was de Betuwse kant opgegaan, verder en verder, tot het op de wallekant was gestoten. Die van Elst hadden het wel geweten, zeiden ze. God stond aan hun kant! Maar ze zouden dat nog duidelijker gaan bewijzen. Ze gingen de hemel nòg een groter teken vragen.”
De lijkbaar werd op een wagen geladen, bespannen met twee ossen die nog nooit een kar getrokken hadden. “Door geen voerman geleid, waren de twee, jonge, onwennige en weerbarstige beesten hun langzaam-stappende gang gegaan, alsof ze nog nooit van hun leven iets anders hadden gedaan. Ze gingen de weg naar Elst op en hielden stil voor de geopende deuren van Werenfrieds kerk…”