In het verleden zijn er meerdere pogingen gedaan om een zelfstandige kerk in Beltrum te stichten. In 1843 probeerde een commissie opnieuw een zelfstandige statie met kerk en pastorie in Beltrum te krijgen.
Deze commisie bestond uit de heren Jan Hendrik te Morsche, Johannus Huinink, Gerrit Jan Rotink, Jan Hendrik Hofman, Derk Wilderink, Jan Hendrik Hassink, Jan Berend Koerboom, Jan Bouhuis en Berend Willem Koppelman.
De Hollandse zending gaf een voorlopige goedkeuring voor een hulp- of filiaalkerk, afhankelijk van de parochiekerk te Groenlo en te bouwen in de nabijheid van de school op de Hassinkkamp.
Toen in 1844 ook de Aartspriester van Gelderland zijn voorlopige goedkeuring gaf voor een hulp- of filiaalkerk kon de bouw van de kerk in 1845 beginnen. Voor de bouw stelde de familie J. H. Hassink, toen woonachtig aan de tegenwoordige Dorpsstraat (Gerardus Marjellagebouw), een stuk grond beschikbaar die lag in de hoek van twee onverharde wegen, de doorgaande weg van Borculo naar Groenlo (nu Heelweg) en de weg die liep vanaf Beltrum/Lintvelde naar Groenlo (nu Zwarteweg/Mr. Nelissenstraat).
De inzegening vond op 27 oktober 1847 plaats.
Beltrum bleef vanaf die tijd nog wel een filiaalkerk of bij statie van Groenlo.
Een jaar later, in 1848, werd het kerkhof in gebruik genomen. In 1853 komen er bisdommen, verdeeld in dekenaten en parochies. Uit deze veranderingen in kerkelijk recht komt voort dat op 13 februari 1855 besloten wordt dat de statie Beltrum 'canoniek wordt opgericht eene parochie Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart' en dus vrij kwam van het Groenlose kerkbestuur.
Beltrum kreeg vanaf toen een eigen kerkbestuur met als eerste pastoor J. B. van Oij. Beltrum vormde vanaf dat moment een zelfstandige parochie, met als naam Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart.
In 1864 werd de kerk uitgebreid met een priesterkoor. De toren is in 1894 gebouwd, en in dat jaar is het hele kerkgebouw van een nieuwe buitenmuur voorzien. Ondertussen veranderde de naam van de kerk in Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
In 1929 vond een ingrijpende verbouwing en uitbreiding van het kerkgebouw
plaats. De nieuwbouw is in 1930 ingewijd. In de periode van 1929 - 1932 is de kerk voorzien van muurschildering door BACH (Groningen)en WENZEL (Kevelaar).
Door het benoemen van een eigen kerkbestuur op 13 februari 1855 kreeg Beltrum een geheel zelfstandige R.K. parochie welke toen Onze Lieve Vrouw Hemelvaart is genoemd.
Voor zover bekend, hielden tot ± 1800 alleen de kerken een lijst bij, waarin alleen de leden van hun eigen kerk in hun gebied werden opgetekend. Toen in 1517 aan de vooravond van Allerheiligen de monnik Maarten Luther zijn eigen mening van geloven in Wittenberg op de deur van zijn slotkapel had vastgemaakt, ontstond er in onze omgeving een tweedeling in de bestaande Christen gemeenschap. Dit had tot gevolg dat er aan de naamvastlegging een deel werd toegevoegd. Hierdoor ontstonden er voor de Rooms Katholieken en voor de Gereformeerden elk een aparte aantekening. De Gereformeerden zijn later Ned. Hervormden gaan heten. In deze boeken werden alleen de datum van doop - trouw en begraven van hun kerkleden bijgehouden. Tegenwoordig worden deze de D.T.B. boeken genoemd. In het archief van de Groenlose kerk zijn hiervan nog boeken uit de 17de eeuw aanwezig.
Toen hier het burgerlijk bestuur in 1795 in andere handen kwam, is er op deze personen registratie een aanvulling gekomen. Onder dit Franse bewind werd aan de pas gevormde gemeenten de opdracht gegeven, dat wij ook een bevolkingsregistratie dienden bij te houden.
Voor onze gemeente Beltrum is de oudste overlijdensakte uit 1814.
Deze vermeldt:
….. dat gister den Zesden Januarij Johanna Reuvekamp dogter van Jan Willem Reuvekamp en wijlen Gesina te Weij in den leeftijd van ….. (onleesbaar) jaar binnen deze gemeente is overleden.
Vanaf die tijd had dus ook de Beltrumse bevolking 2 lijsten waarop hun namen stonden. Voor de burgerlijke overheid waren dat de geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten. Door aan deze akte o.a. 't woonadres en hun middel van bestaan toe te voegen werd het Bevolkingsregister samengesteld.
In deze burgerlijke en kerkelijke naslagwerken zijn niet altijd de data gelijk. Soms zijn ook de namen verschillend. Dit komt omdat er in het ene de herkenningsnaam en in de ander de familie naam werd gebruikt. Wij spreken heden ten dage dan van een platte- en van een zondagse-naam. Dit is mede ontstaan in 1811-1812 toen de opgelegde vastlegging van naamwijziging plaats vond. Hierdoor ontstond dat er personen zijn welke ondanks dat ze volle broers of zussen van elkaar zijn, toch een andere achternaam dragen.
Deze personen administratie is ook zo gebleven, toen in 1819 de gemeente Beltrum bestuurlijk onder het Eibergse gemeentebestuur is gekomen.
Plaatselijk is hier later in 1853 een verandering gekomen, doordat Beltrum voor de al bestaande kerk een eigen pastoor werd benoemd.
Voordat Beltrum een eigen kerk had, werden de Beltrumers in de D.T.B. boeken van de Groenlose kerken bijgehouden. Daarnaast werden er door de gemeente Eibergen een Bevolkingsregister bijgehouden. Aan de gegevens van de geboorte - huwelijk en overlijdens akten werd het woonadres en hun middel van bestaan toegevoegd. Al deze gegevens zijn in dergelijke registers opgenomen.
Ondertussen hadden wij in oktober 1847 ons nieuwe kerkgebouw in gebruik genomen. Ook was men reeds begonnen met de bouw van een nieuwe pastorie. Omdat Beltrum toen maar een filiaalkerk van de R.K. Calixtus uit Groenlo was, werd er van daaruit veel geregeld en werd ook daar de administratie van de Beltrumse parochianen bijgehouden.
Met de benoeming van Joh. B. van Oij op 14 - 3 - 1853 tot pastoor van onze statiekerk bracht hierin verandering. Op 22 april 1853 komt de eerste Beltrumse pastoor met Hendrika Branderborg als huishoudster op onze nieuwe pastorie wonen.
In de archiefstukken van het Groenlose R.K. kerk staan de namen van hen welke als laatste Beltrumse kerkgangers in Groenlo zijn gedoopt - getrouwd - overleden of begraven zijn.
Deze zijn:
Gedoopt: Johanna B. te Boome op 14 - 3 - 1853.
dochter van: Gerardus J. te Boome en Hermina Vos.
(Zij woonden op Abbinksweg 1.)
Johanna is in 1889 gehuwd met Jan Donderwinkel.
Zij is in 1897 overleden.
Hierna is Jan Donderwinkel naar Lichtenvoorde vertrokken.
Gehuwd: Johannes A. Scholten en
Gerharda J, ten Bulte op 22 - 1 - 1853.
(Zij woonden in het verdwenen huis tussen
Abbinksweg 1 en Zieuwentseweg 14.)
Joh. A. Scholten is in 1880 overleden, hierna is zijn vrouw Ger. H. ten Bulte in 1889 vertrokken naar Ringweg 6, waar zij als alleenstaande in 1909 is overleden.
Overleden: Henricus te Vogt op 25 - 2 - 1853.
(Hij woonde in Avest op de verdwenen boerderij
tussen Spilmansdijk 7 en 8.)
Hij was in 1799 geboren, en is in 1823 gehuwd met Aleida Spilman.
De scheiding tussen de kerkelijke afhankelijkheid van Groenlo en het begin van een eigen zelfstandige parochie ligt dus in het tijdvak tussen 14 maart en 20 april 1853.
Ondanks dat wij nog geen zelfstandige parochie waren, legde de pastoor al nieuwe boeken aan, waarin hij zijn parochianen heeft opgeschreven. In ons goed bewaard gebleven kerkarchief zijn aangegeven welke als eersten in Beltrum zijn gedoopt - getrouwd en overleden.
Deze zijn:
Gedoopt: Joannes A. Martens op 1 - 5 - 1853.
zoon van: Johannes H. Martens en Engelina M. Tenbrinke.
(Zij woonden op Sonderenweg 3.)
Gehuwd: Joannes Th. Rietberg en
Anna M. Lammerdink op 21 - 4 - 1853.
(hebben gewoond op de verdwenen boerderij
aan de Zieuwentse weg 12 - 14)
Overleden: Gerardus Sonderen op 20 - 4 - 1853 (geboren 8-3-1853 en werd
slechts 4 weken oud)
Kind van: Jan B. Sonderen en Johanna B. Bockers.
(Hij woonde in een verdwenen huis aan
de Poeldersdijk nabij Abbinksweg 3.)
Het heeft nog tot 13 februari 1855 geduurd, dat men van de Utrechtse bisschop Mgr. J. Zwijsen toestemming kreeg om een eigen zelfstandige parochie op te richten.
Door het benoemen van een eigen kerkbestuur kreeg Beltrum een geheel zelfstandige R.K. parochie welke toen Onze Lieve Vrouw Hemelvaart is genoemd.
Hiermee ging er voor velen, na vele jaren van afwachten en offervaardigheid, een vrome maar lang gekoesterde wens in vervulling.
Ondertussen is de wereld draaiend gebleven, en heeft de tijd niet stil gestaan. Hierdoor is al het bovenstaande ongeveer 150 jaar (of meer) geleden.
Het kan de Aartspriester de Heer J. Willemsen uit Duiven, bij zijn benoeming van Joh. B. van Oij tot eerste herder van Beltrum in 1853, bijna niet ontgaan zijn dat deze priester in Beltrum een bekende was. Door deze benoeming werd hij van de Beltrumse katholieken een zielzorger, welke elkaar reeds jaren daarvoor al als kapelaan van Groenlo zullen hebben gekend.
In het archief van de gemeente Genderingen wordt de geboorteakte van onze eerste pastoor bewaard. Deze vermeldt o.a. dat in deze gemeente:
… op 10 oktober 1813 Johannes Bernardus van Ooij is geboren als zoon van Gradus van Ooij, van beroep timmerman en zijn huisvrouw Gerritjen Wolters …
Zoals bekend, werden vroeger de data en namen wel eens anders overgenomen en doorgegeven dan ze oorspronkelijk waren. Bij het weergeven van deze familienaam werd later steeds van Oij (met één O) vermeld. Toen hij in 1886 overleed vermelde zijn gedachtenisprentje o.a. dat:
… Joannes Bernardus van Oij …, … was geboren op 14 october …
Hier staan zowel de voor- en achternaam als ook de geboortedatum anders aangegeven dan op de geboorteakte.
Na zijn benoeming tot onze pastoor op 14 maart 1853, is hij met zijn toekomstige huishoudster op 22 april d.o.v. vanuit Hengelo (Gld.) op onze nieuwe pastorie komen wonen. Toen Joh. B. van Oij in 1844 als kapelaan in Hengelo kwam, was hij enige jaren daarvoor kapelaan in Groenlo geweest. Omdat Beltrum in die jaren kerkelijk bij Groenlo behoorde, waren hij en zijn toekomstige parochianen waarschijnlijk geen onbekenden van elkaar.
Hij was van 14-3-1853 tot 13-2-1855 hier de pastorale zielzorger, ondanks dat wij als statiekerk nog binding met de R.K. Kerk van Groenlo hadden, heeft hij hier tegelijkertijd ook de eerste parochiële doop - huwelijk - overlijden-boeken aangelegd. Deze met de hand geschreven boeken werden vroeger maar ook nu door het kerkbestuur op de juiste wijze bewaard, waaraan het nu is te danken dat deze nog leesbaar zijn.
Ondertussen bericht de Utrechtse Aartsbisschop Mgr. J. Zwijzen dat:
… op 13-2-1855 door hem in de statie Beltrum, volgens de voorschriften,
wordt opgericht een parochie van O.L.Vrouw Hemelvaart te Beltrum …
Door dit bisschoppelijk besluit zijn wij kerkelijk vrijgekomen van Groenlo.
Vanaf die tijd is Beltrum een zelfstandige parochie met een eigen pastoor en met een eigen parochiebestuur, welke in het begin uit 2 personen bestond. Dit waren de 43 jarige Jan H. Hofman en Johannes H. Harbers, welke toen 30 jaar oud was. Tot op heden hebben velen deze eervolle taak van hen overgenomen.
Als 24 jarige is Hendrikus G. Lohuis in 1869 hier als eerste kapelaan gekomen, hij was in Denekamp geboren. In september 1876 is hij naar Haaksbergen vertrokken, de vrij gekomen plaats werd in oktober 1876 weer bezet.
Pastoor Joh. B. van Oij is bijna 33 jaren lang onze parochieherder geweest. Hij is op 9-3-1886 overleden. Zijn lichaam is op ons parochieel kerkhof begraven, waar men met een gedenkplaat zijn leven indachtig houdt.
Op zijn gedachtenisprentje staat o.a.: … ,,Hij was bemind bij God en de menschen, zijn gedachtenis is in zegening"… In afwijking van wat op zijn grafsteen is vermeld, staat op het bidprentje een verkeerde geboortedatum van 14 oktober aangegeven.
Na het overlijden van de pastoor is deze vacante standplaats op 3-4-1886 door pastoor Johannes T. Westerman weer ingenomen. Hij was in 1845 in Lichtenvoorde geboren.
De eerste Beltrumse 'pastoorsmeid' was de in 1825 te Zelhem geboren Hendrika Branderborg. Zij was tegelijk met pastoor J. B. van Oij vanuit Hengelo (G) op onze pastorie gekomen. Nadat zij vele jaren op onze pastorie had gewerkt, is zij in mei 1871 gehuwd. Haar man was de hulponderwijzer Adriaan Olt die aan onze school stond. Zij hebben gewoond in het huis welke later in de volksmond onder de naam 'het olde Veltmaot' bekend is geworden. Zij is in 1909 overleden en hier begraven.
Over het ontstaan van de Beltrumse parochie is eerder meer geschreven, dan over de mensen welke daarbij betrokken waren. Dat was voor mij een van de redenen dat ik dit verhaal over gewone menselijke dingen uit die tijd heb opgeschreven.
Jan Kok, 'oet Beltrum' Foto 1960
In 1927 heeft pastoor Ger. W. Hanse onze parochie verlaten, hij is toen naar Gendringen vertrokken. Als zijn opvolger is de 52 jarige Hendrikus Fr. van der Horst op 8 april 1927 vanuit Groningen naar Beltrum gekomen. Hij werd onze zesde pastoor. Deze stoere voorganger leidde met grote doortastendheid de Beltrumse bevolking. In geval van nood stond hij iedereen terzijde, ook de anders denkenden uit onze gemeenschap.
Tijdens zijn predicaties liet hij met welsprekende aansporingen steeds blijken, een innige Maria vereerder te zijn. Hij verzocht zijn parochianen hem daarin te steunen en te volgen. Zijn verering tot Maria ging zo ver dat hij in 1937 bij zijn 40 jarig priester jubileum
door zijn parochie een Maria - monument kreeg aangeboden. Deze stenen getuigenis werd midden achter onze kerk, tussen de kerk en de openbare weg, geplaatst. Op 15 augustus, de feestdag van onze parochiepatrones, is het beeld onthuld. Op de onderbouw van ± 2,5 m hoog staan bovenaan met grote letters o.a. MARIA REGINA. Hierboven staat een levensgroot beeld dat de moeder Maria met Kind voorstelt, welke met haar Iinkervoet op een slang staat.
Door de bloemenbakken aan weeszijden, en de halfhoge gedeelten waarin het leven van Maria stond afgebeeld, had deze hoekige onderbouw een strak aanzien. Mede door het siersmeetwerk kreeg het geheel een sierlijk, en het Mariabeeld, een verheven aanzicht.
Tijdens de plaatselijke venieuwingsdrang in de midden jaren '60 is dit bouwsel verdwenen. Later zijn aan en naast de kerk het beeld en de beide panelen van dit monument herplaatst. Door de invloed van het weer, kan men aan behoud ervan twijfelen. De dingen uit ons dorp welke ons herinneren aan een tijd, waarin onze gemeenschap door devotie en samenwerking met elkaar waren verbonden, verdienen onze extra aandacht.
Jan Kok,
"oet Beltrum".
In en um onze karke -
In 1846 is op grond van Hassink onze kerk gebouwd. Hij woonde toen aan de tegenwoordige Dorpsstraat. De grond welke hij hiervoor beschikbaar stelde lag in de hoek van twee onverharde wegen. De ene was de doorgaande weg van Borculo naar Groenlo, en de andere was een z.g.n. ontsluitingsweg, deze liep toen vanaf Beltrum via het tegenwoordige boerderijen Rotink - Bruggert en Boenink ook naar Borculo.
Deze nieuwe kerk had een buitenwerkse afmeting van 26x15 m. met een pannendak en had aan de noordzijde (kerkhof zijde ) een eenvoudige klokkentoren. Het nu aanwezige dwarse gedeelte (transept), de pastorie en de huidige grote toren zijn later bijgebouwd.
In 1864 is deze kerk al uitgebreid met een priesterkoor. Toen kreeg de kerk kolommen en bepleisterde gewelven. De huidige toren is in 1894 gebouwd, en het hele kerkgebouw is toen tegelijkertijd van een nieuwe buitenmuur voorzien. De huidige doopvont is een geschenk uit 1895. In ± 1910 is de marmeren middengang aangebracht. Nog voor 1915 is er een nieuw orgel aangekocht en achter in de kerk, op het zangkoor geplaatst. De preekstoel dateert van 1917 en in 1926 werden op het dak de pannen door leien vervangen
Door het aanbouwen van een transept (dwars gedeelte) en een nieuw priesterkoor werd in 1929 de laatste uitbreiding van het kerkgebouw gerealiseerd. Hierbij is het kerkgebouw toen voorzien van kolommen en gewelven in schoonmetselwerk. De zijmuren zijn toen op gelijke hoogte gebleven, maar wel voorzien van de huidige ramen. Deze nieuwbouw is in 1930 ingewijd. De muurschildering van de kerk werd in 1930-1935 aangebracht en is door een schenking bekostigt. Op 26-2-1943 is de kerk getroffen door een Amerikaanse voltreffer. Behalve een gat in het kerkdak en in de gewelven van het transept, ontstond er ook veel glasschade.
In 1931 heeft een plaatselijke familie drie nieuwe luidklokken aan de kerk geschonken. Hiermee kwam het aantal kerkklokken op vier. Deze hebben dienst gedaan tot 19-2-1943, omdat deze toen werden geroofd door de Duitsers. Om het zicht op de torenklok te verbeteren, zijn de wijzerplaten in ±1935 hoger aangebracht. Deze zijn toen van de zijkant de toren naar het hoger gelegen torendak verplaatst. Het aantal wijzerplaten kwam toen van twee op vier.
Het oudste gedeelte van onze pastorie ( met pannendak ) is in 1852-1853 gebouwd. Het platte dakgedeelte van de pastorie in ± 1927 bijgebouwd.
Toen J.B. van Oij in april 1853 als 1° hoofd van de kerk naar Beltrum kwam ging hij in de nieuwe pastorie wonen. Na zijn pastoors benoeming in 1855 is hij met zijn dienstboden hier blijven wonen. Het naast de kerk gelegen zustershuis de " Gerardus Majella Stichting " is in 1926 gebouwd.
Toen in 1855 de Beltrumse kerk zelfstandig werd, en vrij kwam van het Groenlose kerkbestuur, kregen wij een eigen kerkbestuur met pastoor J.B. van Oij als hoofd. Waarschijnlijk hebben deze zich vanaf die tijd ook bezig gehouden met de inrichting van de grond welke rondom de kerk en pastorie waren gelegen.
Het was in het midden van de 19° eeuw gebruikelijk, dat men voor een goed aanzien in parkachtige tuinen meestal exclusieve en/of buitenlandse bomen en struiken plaatste. Deze bomen zorgden dan vaak voor een bijzondere uitstraling en hadden een lange levensduur. Voor onze pastorie bewoners diende er ook een gedeelte te worden ingericht voor de groentetuin, een kippenhok kon hierbij niet ontbreken. Het was een jaarlijkse traditie dat er een processie in deze pastorietuinen werd gehouden. Ondanks de kerkelijke franje hadden deze toch een devote en een ingetogen uitstraling.
Beltrum, nov. 2008. Jan Kok,
,,oet Beltrum''
Omschrijving R.K.Kerk
De R.K. kerk, opgetrokken in rode baksteen in kruisverband, bestaat uit een neogotische toren uit 1894, een driebeukige schip onder een zadeldak met transept en priesterkoor uit 1929. De profileringen van de delen door Tepe ontworpen zijn uitgevoerd in een felrode profielstenen, evenals de afdekking van de uitspringende plint van de toren en het schip. Dat deel daterend uit 1929 bezit een donkerrood trasraam met rollaag. ALle daken zijn gedekt met Leien in maasdekking. De houten bakgoot is gelegen op uitkragend metselwerk. De Lengte-as van de kerk is noord-zuid gericht met het koor op het noorden. Achter de toren bevindt zich het schip afgesloten door een zadeldak gedekt met Leien in maasdekking. Op de kruising van het schip en het transept bevindt zich een open dakruiter met vierzijdige spits en kruis.
De VOORGEVEL wordt gevormd door de centraal geplaatste toren met vierkante plattegrond met aan de linkerzijde een terug gelegen doopkapel met een in de hoek geplaatste traptoren. Aan de rechterzijde bevindt zich een terug gelegen catechismuskamer. De toren heeft vier geledingen, van elkaar gescheiden door een profielstenen waterslaglijst. De eerste geleding reikt tot de bovendorpel van de rechthoekige houten dubbele deuren met siersmeedwerk. De entree bevindt zich in het portaal dat onderdeel is van een door een spitsboogvenster bekroond spaarveld. Boven de bovendorpel bevindt zich een blind veld met vierdelige spitsboogtracering, waarboven het spitsboogvenster met drie bakstenen traceringen die overgaan in een fantasievolle tracering in baksteen. Centraal in de derde en vierde geleding bevindt zich een spitsboogvormig spaarveld met in de derde geleding een tripletvenster met een blind muurveld. In de vierde geleding bevindt zich het galmgat met de galmborden onderverdeeld door twee montanten die overgaan in een bakstenen vorktracering. Aan weerszijden van het centrale spaarveld bevindt zich in beide geledingen een hoge, smalle blindnis met rondboog respectievelijk spitsboog voorzien van een driepas. De gevels van de toren eindigen in een spitsboogfries met een ingesnoerde naaldspits aan vier zijden voorzien van een uurwerk.
De vijfzijdige traptoren met spits bestaat uit drie geledingen voorzien van blinde spaarvelden met lichtspleten. De catechismuskamer en doopkapel zijn voorzien van met Leien gedekte steunberen met een rond omlopende waterlijst onder de spitsboogvensters met bakstenen vorktracering. Aan de voorzijde bevindt zich links en rechts van de toren een dakluik met klein tentdak, evenals nokeinden afgesloten door een zinken piron. Architect De Kort heeft in 1929 de muuropeningen in LINKERZIJGEVEL (westgevel) gewijzigd in brede gedrukte spitsboogvensters. De steunberen op de scheiding van de vensterassen zijn gehandhaafd. Vier montanten geven de glas-in-loodramen met geometrisch patroon een verticale indeling, drie loodlijnen zorgen voor de horizontale indeling. De topgevel van het transept eindigt in een klimmend getrapt, uitspringend muurwerk met in de geveltop een spitsboogvormig luik. Op de begane grond bevindt zich uiterts links en rechts een steunbeer waartussen twee regelmatig verdeelde vensters als in de schipzijde, met een figuratieve glas-in-loodvulling. In de zijgevels van het tweedelig koor bevinden zich tweemaal twee gekoppelde kleine spitsboogvensters.
De blinde ACHTERGEVEL (noordgevel) van het koor en het uitgebouwde koor eindigen in een topgevel met klimmend, getrapt, uitspringend metselwerk met op de top respectievelijk een schoorsteenschacht en een kruis. Het blinde gevelvlak van het uitgebouwde koor is gevuld met een bakstenen kruis op een voetstuk. De RECHTERZIJGEVEL (oostgevel) kent dezelfde opbouw als de linkerzijgevel met onder de vensters platte uitbouwsels in gebruik als biechtruimten. Het zicht hierop wordt ontnomen door de pastorie en het tussenlid dat de kerk met pastorie verbindt. Het INTERIEUR geeft de kerk een meerwaarde vanwege de uitzonderlijk fraaie toepassing van baksteenarchitectuur door de bouwkundig ingenieur G.A.P. de Kort in combinatie met het schilderwerk van Bach en Wenzel, eveneens toegepast in de kerk te Mariënvelde uit 1932. In het interieur is gebruik gemaakt van schoon metselwerk, geglazuurde baksteen en glas-in-loodramen. De middenbeuk bestaat uit drie traveeën met een dubbel aantal traveeën in de zijbeuken. Op de scheiding van de midden- en zijbeuk bevinden zich twee gedrukte spitsvormige scheibogen ter plaatse van een kruisgewelf in het middenschip. Het spaarveld tussen de spitsbogen is beschilderd door de kunstenaar Wenzel. De dubbele traveeën worden gescheiden door gedrukte spitsboog gordelbogen overwelfd met een dwars spitsbooggewelf. Voor de spitsboogvormige gordelbogen is gebruik gemaakt van een donkerrode baksteen. Langs de spitsboogvormige gordel- en muraalbogen, bij de geboorte van de gewelven en bij de graatkruising is op een decoratieve wijze gebruik gemaakt van geglazuurde baksteen. De vensters beslaan een groot deel van de zijmuren. De overgebleven muurvlakken zijn wit gepleisterd. De kerkbanken en de tegelvloer zijn waarschijnlijk afkomstig uit de voormalige kerk uit 1864. In de transepten bevinden zich de figuratieve glas-in-loodramen van Kocken, in het schip zijn deze glas-in-loodramen ingevuld met een geometrisch patroon. Het tweedelige koor bestaat uit twee ondiepe traveeën. De koorzijde met verdiept koor is beschilderd door de kunstenaar Bach. Tenslotte zijn vermeldenswaardig de segmentboogvormige deuren met geometrisch glas-in-lood, het houtsnijwerk van een voormalige preekstoel hergebruikt voor het onderstel van het altaar. De doorgang naar de sacristie met gedrukte keperboog is qua vorm geïnspireerd op de Amsterdamse school. Het orgel van de gebr. Gradussen uit 1905 geplaatst tegen de noordwand van het westelijk transept is niet van waarde uit het oogpunt van monumentenzorg. Een zwart, rood en groen marmeren hek in het koor uit 1929, onderdeel geweest van de oude communiebank. Fraaie banken in het schip, daterend nog van voor de vernieuwing van 1929 en mogelijk afkomstig van het atelier van Mengelberg. Een stenen doopvont met messing deksel, daterend van 1896. In hout gesneden beelden op panelen afkomstig uit de preekstoel uit 1917 nu gebruikt als ondersteuning van het altaar.
In het verleden zijn er meerdere pogingen gedaan om een zelfstandige kerk in Beltrum te stichten. In 1843 probeerde een commissie opnieuw een zelfstandige statie met kerk en pastorie in Beltrum te krijgen.
Deze commisie bestond uit de heren Jan Hendrik te Morsche, Johannus Huinink, Gerrit Jan Rotink, Jan Hendrik Hofman, Derk Wilderink, Jan Hendrik Hassink, Jan Berend Koerboom, Jan Bouhuis en Berend Willem Koppelman.
De Hollandse zending gaf een voorlopige goedkeuring voor een hulp- of filiaalkerk, afhankelijk van de parochiekerk te Groenlo en te bouwen in de nabijheid van de school op de Hassinkkamp.
Toen in 1844 ook de Aartspriester van Gelderland zijn voorlopige goedkeuring gaf voor een hulp- of filiaalkerk kon de bouw van de kerk in 1845 beginnen. Voor de bouw stelde de familie J. H. Hassink, toen woonachtig aan de tegenwoordige Dorpsstraat (Gerardus Marjellagebouw), een stuk grond beschikbaar die lag in de hoek van twee onverharde wegen, de doorgaande weg van Borculo naar Groenlo (nu Heelweg) en de weg die liep vanaf Beltrum/Lindvelde naar Groenlo (nu Zwarteweg/Mr. Nelissenstraat).
De inzegening vond op 27 oktober 1847 plaats.
Een jaar later, in 1848, werd het kerkhof in gebruik genomen. In 1853 komen er bisdommen, verdeeld in dekenaten en parochies. Uit deze veranderingen in kerkelijk recht komt voort dat op 13 februari 1855 besloten wordt dat de statie Beltrum 'canoniek wordt opgericht eene parochie Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart' en dus vrij kwam van het Groenlose kerkbestuur.
Beltrum kreeg vanaf toen een eigen kerkbestuur met als eerste pastoor J. B. van Oij. Beltrum vormde vanaf dat moment een zelfstandige parochie, met als naam Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart.
In 1864 werd de kerk uitgebreid met een priesterkoor. De toren is in 1894 gebouwd, en in dat jaar is het hele kerkgebouw van een nieuwe buitenmuur voorzien. Ondertussen veranderde de naam van de kerk in Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
In 1929 vond een ingrijpende verbouwing en uitbreiding van het kerkgebouw
plaats. De nieuwbouw is in 1930 ingewijd. In de periode van 1929 - 1932 is de kerk voorzien van muurschildering door BACH (Groningen)en WENZEL (Kevelaar).
In 1855 de zelfstandige R.K. parochie Onze Lieve Vrouw Hemelvaart
Door het benoemen van een eigen kerkbestuur op 13 februari 1855 kreeg Beltrum een geheel zelfstandige R.K. parochie welke toen Onze Lieve Vrouw Hemelvaart is genoemd.
Voor zover bekend, hielden tot ± 1800 alleen de kerken een lijst bij, waarin alleen de leden van hun eigen kerk in hun gebied werden opgetekend. Toen in 1517 aan de vooravond van Allerheiligen de monnik Maarten Luther zijn eigen mening van geloven in Wittenberg op de deur van zijn slotkapel had vastgemaakt, ontstond er in onze omgeving een tweedeling in de bestaande Christen gemeenschap. Dit had tot gevolg dat er aan de naamvastlegging een deel werd toegevoegd. Hierdoor ontstonden er voor de Rooms Katholieken en voor de Gereformeerden elk een aparte aantekening. De Gereformeerden zijn later Ned. Hervormden gaan heten. In deze boeken werden alleen de datum van doop - trouw en begraven van hun kerkleden bijgehouden. Tegenwoordig worden deze de D.T.B. boeken genoemd. In het archief van de Groenlose kerk zijn hiervan nog boeken uit de 17de eeuw aanwezig.
Toen hier het burgerlijk bestuur in 1795 in andere handen kwam, is er op deze personen registratie een aanvulling gekomen. Onder dit Franse bewind werd aan de pas gevormde gemeenten de opdracht gegeven, dat wij ook een bevolkingsregistratie dienden bij te houden.
Voor onze gemeente Beltrum is de oudste overlijdensakte uit 1814.
Deze vermeldt:
….. dat gister den Zesden Januarij Johanna Reuvekamp dogter van Jan Willem Reuvekamp en wijlen Gesina te Weij in den leeftijd van ….. (onleesbaar) jaar binnen deze gemeente is overleden.
Vanaf die tijd had dus ook de Beltrumse bevolking 2 lijsten waarop hun namen stonden. Voor de burgerlijke overheid waren dat de geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten. Door aan deze akte o.a. 't woonadres en hun middel van bestaan toe te voegen werd het Bevolkingsregister samengesteld.
In deze burgerlijke en kerkelijke naslagwerken zijn niet altijd de data gelijk. Soms zijn ook de namen verschillend. Dit komt omdat er in het ene de herkenningsnaam en in de ander de familie naam werd gebruikt. Wij spreken heden ten dage dan van een platte- en van een zondagse-naam. Dit is mede ontstaan in 1811-1812 toen de opgelegde vastlegging van naamwijziging plaats vond. Hierdoor ontstond dat er personen zijn welke ondanks dat ze volle broers of zussen van elkaar zijn, toch een andere achternaam dragen.
Deze personen administratie is ook zo gebleven, toen in 1819 de gemeente Beltrum bestuurlijk onder het Eibergse gemeentebestuur is gekomen.
Plaatselijk is hier later in 1853 een verandering gekomen, doordat Beltrum voor de al bestaande kerk een eigen pastoor werd benoemd.
Voordat Beltrum een eigen kerk had, werden de Beltrumers in de D.T.B. boeken van de Groenlose kerken bijgehouden. Daarnaast werden er door de gemeente Eibergen een Bevolkingsregister bijgehouden. Aan de gegevens van de geboorte - huwelijk en overlijdens akten werd het woonadres en hun middel van bestaan toegevoegd. Al deze gegevens zijn in dergelijke registers opgenomen.
Ondertussen hadden wij in oktober 1847 ons nieuwe kerkgebouw in gebruik genomen. Ook was men reeds begonnen met de bouw van een nieuwe pastorie. Omdat Beltrum toen maar een filiaalkerk van de R.K. Calixtus uit Groenlo was, werd er van daaruit veel geregeld en werd ook daar de administratie van de Beltrumse parochianen bijgehouden.
Met de benoeming van Joh. B. van Oij op 14 - 3 - 1853 tot pastoor van onze statiekerk bracht hierin verandering. Op 22 april 1853 komt de eerste Beltrumse pastoor met Hendrika Branderborg als huishoudster op onze nieuwe pastorie wonen.
In de archiefstukken van het Groenlose R.K. kerk staan de namen van hen welke als laatste Beltrumse kerkgangers in Groenlo zijn gedoopt - getrouwd - overleden of begraven zijn.
Deze zijn:
Gedoopt: Johanna B. te Boome op 14 - 3 - 1853.
dochter van: Gerardus J. te Boome en Hermina Vos.
(Zij woonden op Abbinksweg 1.)
Johanna is in 1889 gehuwd met Jan Donderwinkel.
Zij is in 1897 overleden.
Hierna is Jan Donderwinkel naar Lichtenvoorde vertrokken.
Gehuwd: Johannes A. Scholten en
Gerharda J, ten Bulte op 22 - 1 - 1853.
(Zij woonden in het verdwenen huis tussen
Abbinksweg 1 en Zieuwentseweg 14.)
Joh. A. Scholten is in 1880 overleden, hierna is zijn vrouw Ger. H. ten Bulte in 1889 vertrokken naar Ringweg 6, waar zij als alleenstaande in 1909 is overleden.
Overleden: Henricus te Vogt op 25 - 2 - 1853.
(Hij woonde in Avest op de verdwenen boerderij
tussen Spilmansdijk 7 en 8.)
Hij was in 1799 geboren, en is in 1823 gehuwd met Aleida Spilman.
De scheiding tussen de kerkelijke afhankelijkheid van Groenlo en het begin van een eigen zelfstandige parochie ligt dus in het tijdvak tussen 14 maart en 20 april 1853.
Ondanks dat wij nog geen zelfstandige parochie waren, legde de pastoor al nieuwe boeken aan, waarin hij zijn parochianen heeft opgeschreven. In ons goed bewaard gebleven kerkarchief zijn aangegeven welke als eersten in Beltrum zijn gedoopt - getrouwd en overleden.
Deze zijn:
Gedoopt: Joannes A. Martens op 1 - 5 - 1853.
zoon van: Johannes H. Martens en Engelina M. Tenbrinke.
(Zij woonden op Sonderenweg 3.)
Gehuwd: Joannes Th. Rietberg en
Anna M. Lammerdink op 21 - 4 - 1853.
(hebben gewoond op de verdwenen boerderij
aan de Zieuwentse weg 12 - 14)
Overleden: Gerardus Sonderen op 20 - 4 - 1853 (geboren 8-3-1853 en werd
slechts 4 weken oud)
Kind van: Jan B. Sonderen en Johanna B. Bockers.
(Hij woonde in een verdwenen huis aan
de Poeldersdijk nabij Abbinksweg 3.)
Het heeft nog tot 13 februari 1855 geduurd, dat men van de Utrechtse bisschop Mgr. J. Zwijsen toestemming kreeg om een eigen zelfstandige parochie op te richten.
Door het benoemen van een eigen kerkbestuur kreeg Beltrum een geheel zelfstandige R.K. parochie welke toen Onze Lieve Vrouw Hemelvaart is genoemd.
Hiermee ging er voor velen, na vele jaren van afwachten en offervaardigheid, een vrome maar lang gekoesterde wens in vervulling.
Ondertussen is de wereld draaiend gebleven, en heeft de tijd niet stil gestaan. Hierdoor is al het bovenstaande ongeveer 150 jaar (of meer) geleden.
Het kan de Aartspriester de Heer J. Willemsen uit Duiven, bij zijn benoeming van Joh. B. van Oij tot eerste herder van Beltrum in 1853, bijna niet ontgaan zijn dat deze priester in Beltrum een bekende was. Door deze benoeming werd hij van de Beltrumse katholieken een zielzorger, welke elkaar reeds jaren daarvoor al als kapelaan van Groenlo zullen hebben gekend.
In het archief van de gemeente Genderingen wordt de geboorteakte van onze eerste pastoor bewaard. Deze vermeldt o.a. dat in deze gemeente:
… op 10 oktober 1813 Johannes Bernardus van Ooij is geboren als zoon van Gradus van Ooij, van beroep timmerman en zijn huisvrouw Gerritjen Wolters …
Zoals bekend, werden vroeger de data en namen wel eens anders overgenomen en doorgegeven dan ze oorspronkelijk waren. Bij het weergeven van deze familienaam werd later steeds van Oij (met één O) vermeld. Toen hij in 1886 overleed vermelde zijn gedachtenisprentje o.a. dat:
… Joannes Bernardus van Oij …, … was geboren op 14 october …
Hier staan zowel de voor- en achternaam als ook de geboortedatum anders aangegeven dan op de geboorteakte.
Na zijn benoeming tot onze pastoor op 14 maart 1853, is hij met zijn toekomstige huishoudster op 22 april d.o.v. vanuit Hengelo (Gld.) op onze nieuwe pastorie komen wonen. Toen Joh. B. van Oij in 1844 als kapelaan in Hengelo kwam, was hij enige jaren daarvoor kapelaan in Groenlo geweest. Omdat Beltrum in die jaren kerkelijk bij Groenlo behoorde, waren hij en zijn toekomstige parochianen waarschijnlijk geen onbekenden van elkaar.
Hij was van 14-3-1853 tot 13-2-1855 hier de pastorale zielzorger, ondanks dat wij als statiekerk nog binding met de R.K. Kerk van Groenlo hadden, heeft hij hier tegelijkertijd ook de eerste parochiële doop - huwelijk - overlijden-boeken aangelegd. Deze met de hand geschreven boeken werden vroeger maar ook nu door het kerkbestuur op de juiste wijze bewaard, waaraan het nu is te danken dat deze nog leesbaar zijn.
Ondertussen bericht de Utrechtse Aartsbisschop Mgr. J. Zwijzen dat:
… op 13-2-1855 door hem in de statie Beltrum, volgens de voorschriften,
wordt opgericht een parochie van O.L.Vrouw Hemelvaart te Beltrum …
Door dit bisschoppelijk besluit zijn wij kerkelijk vrijgekomen van Groenlo.
Vanaf die tijd is Beltrum een zelfstandige parochie met een eigen pastoor en met een eigen parochiebestuur, welke in het begin uit 2 personen bestond. Dit waren de 43 jarige Jan H. Hofman en Johannes H. Harbers, welke toen 30 jaar oud was. Tot op heden hebben velen deze eervolle taak van hen overgenomen.
Als 24 jarige is Hendrikus G. Lohuis in 1869 hier als eerste kapelaan gekomen, hij was in Denekamp geboren. In september 1876 is hij naar Haaksbergen vertrokken, de vrij gekomen plaats werd in oktober 1876 weer bezet.
Pastoor Joh. B. van Oij is bijna 33 jaren lang onze parochieherder geweest. Hij is op 9-3-1886 overleden. Zijn lichaam is op ons parochieel kerkhof begraven, waar men met een gedenkplaat zijn leven indachtig houdt.
Op zijn gedachtenisprentje staat o.a.: … ,,Hij was bemind bij God en de menschen, zijn gedachtenis is in zegening"… In afwijking van wat op zijn grafsteen is vermeld, staat op het bidprentje een verkeerde geboortedatum van 14 oktober aangegeven.
Na het overlijden van de pastoor is deze vacante standplaats op 3-4-1886 door pastoor Johannes T. Westerman weer ingenomen. Hij was in 1845 in Lichtenvoorde geboren.
De eerste Beltrumse 'pastoorsmeid' was de in 1825 te Zelhem geboren Hendrika Branderborg. Zij was tegelijk met pastoor J. B. van Oij vanuit Hengelo (G) op onze pastorie gekomen. Nadat zij vele jaren op onze pastorie had gewerkt, is zij in mei 1871 gehuwd. Haar man was de hulponderwijzer Adriaan Olt die aan onze school stond. Zij hebben gewoond in het huis welke later in de volksmond onder de naam 'het olde Veltmaot' bekend is geworden. Zij is in 1909 overleden en hier begraven.
Over het ontstaan van de Beltrumse parochie is eerder meer geschreven, dan over de mensen welke daarbij betrokken waren. Dat was voor mij een van de redenen dat ik dit verhaal over gewone menselijke dingen uit die tijd heb opgeschreven.
Jan Kok, 'oet Beltrum' Foto 1960
In en um onze karke -
In 1846 is op grond van Hassink onze kerk gebouwd. Hij woonde toen aan de tegenwoordige Dorpsstraat. De grond welke hij hiervoor beschikbaar stelde lag in de hoek van twee onverharde wegen. De ene was de doorgaande weg van Borculo naar Groenlo, en de andere was een z.g.n. ontsluitingsweg, deze liep toen vanaf Beltrum via het tegenwoordige boerderijen Rotink - Bruggert en Boenink ook naar Borculo.
Deze nieuwe kerk had een buitenwerkse afmeting van 26x15 m. met een pannendak en had aan de noordzijde (kerkhof zijde ) een eenvoudige klokkentoren. Het nu aanwezige dwarse gedeelte (transept), de pastorie en de huidige grote toren zijn later bijgebouwd.
In 1864 is deze kerk al uitgebreid met een priesterkoor. Toen kreeg de kerk kolommen en bepleisterde gewelven. De huidige toren is in 1894 gebouwd, en het hele kerkgebouw is toen tegelijkertijd van een nieuwe buitenmuur voorzien. De huidige doopvont is een geschenk uit 1895. In ± 1910 is de marmeren middengang aangebracht. Nog voor 1915 is er een nieuw orgel aangekocht en achter in de kerk, op het zangkoor geplaatst. De preekstoel dateert van 1917 en in 1926 werden op het dak de pannen door leien vervangen
Door het aanbouwen van een transept (dwars gedeelte) en een nieuw priesterkoor werd in 1929 de laatste uitbreiding van het kerkgebouw gerealiseerd. Hierbij is het kerkgebouw toen voorzien van kolommen en gewelven in schoonmetselwerk. De zijmuren zijn toen op gelijke hoogte gebleven, maar wel voorzien van de huidige ramen. Deze nieuwbouw is in 1930 ingewijd. De muurschildering van de kerk werd in 1930-1935 aangebracht en is door een schenking bekostigt. Op 26-2-1943 is de kerk getroffen door een Amerikaanse voltreffer. Behalve een gat in het kerkdak en in de gewelven van het transept, ontstond er ook veel glasschade.
In 1931 heeft een plaatselijke familie drie nieuwe luidklokken aan de kerk geschonken. Hiermee kwam het aantal kerkklokken op vier. Deze hebben dienst gedaan tot 19-2-1943, omdat deze toen werden geroofd door de Duitsers. Om het zicht op de torenklok te verbeteren, zijn de wijzerplaten in ±1935 hoger aangebracht. Deze zijn toen van de zijkant de toren naar het hoger gelegen torendak verplaatst. Het aantal wijzerplaten kwam toen van twee op vier.
Het oudste gedeelte van onze pastorie ( met pannendak ) is in 1852-1853 gebouwd. Het platte dakgedeelte van de pastorie in ± 1927 bijgebouwd.
Toen J.B. van Oij in april 1853 als 1° hoofd van de kerk naar Beltrum kwam ging hij in de nieuwe pastorie wonen. Na zijn pastoors benoeming in 1855 is hij met zijn dienstboden hier blijven wonen. Het naast de kerk gelegen zustershuis de " Gerardus Majella Stichting " is in 1926 gebouwd.
Toen in 1855 de Beltrumse kerk zelfstandig werd, en vrij kwam van het Groenlose kerkbestuur, kregen wij een eigen kerkbestuur met pastoor J.B. van Oij als hoofd. Waarschijnlijk hebben deze zich vanaf die tijd ook bezig gehouden met de inrichting van de grond welke rondom de kerk en pastorie waren gelegen.
Het was in het midden van de 19° eeuw gebruikelijk, dat men voor een goed aanzien in parkachtige tuinen meestal exclusieve en/of buitenlandse bomen en struiken plaatste. Deze bomen zorgden dan vaak voor een bijzondere uitstraling en hadden een lange levensduur. Voor onze pastorie bewoners diende er ook een gedeelte te worden ingericht voor de groentetuin, een kippenhok kon hierbij niet ontbreken. Het was een jaarlijkse traditie dat er een processie in deze pastorietuinen werd gehouden. Ondanks de kerkelijke franje hadden deze toch een devote en een ingetogen uitstraling.
Beltrum, nov. 2008. Jan Kok,
,,oet Beltrum''
Een stukje parochie historie
Vandaag plaatsen wij een inzending van Marietje Stapelbroek-Hendriks, die mede namens haar man Jan vertelt over zijn werk rond de kerk en pastorie.
Na zoveel jaren werkzaam bij de kerk voor het merendeel in de tuin.
Nu het hertenkamp vernieuwd gaat worden, wil ik een belofte na komen. Enkele jaren geleden tijdens het uitreiken van de pauselijke versierselen en onderscheiding, heb ik aan het kerkbestuur toegezegd, dat ik namens Jan, er wel eens een stukje over wilde schrijven. Veertig jaar geleden bestonden de tuinen bij de kerk voor het grootste gedeelte uit bessenstruiken, fruitbomen, gras en een pad waar gebruik van werd gemaakt bij gelegenheid van de jaarlijkse Sacramentsprocessie.
In het jaar 1964 werd Dr. Alink als Pastor in Beltrum benoemd. Met hem kwamen er vele vernieuwingen binnen en buiten de kerk opgang. Het was in die dagen dat de heer Johan Huinink (Falkenborg), vanuit het kerkbestuur, Jan kwam vragen voor onderhoud aan de tuinen bij de kerk. Een mooi gezegde van hem was: "Er is niet veel geld maar wel veel werk."
In de eerste jaren werd het meeste werk nog met de handen gedaan. Zo werd ook in de beginjaren van Pastor Alink de gehele moestuin en boomgaard onderhanden genomen om er vervolgens een hertenkampje aan te leggen. Ook het dames en heren toilet moest hier voor worden opgeruimd. Dit was het gebouwtje dat aan de rechterkant bij de ingang van de poort bij het kerkhof stond. De eerste herten werden door Pastor Alink aangeschaft. In die tijd werden ze nog met een net gevangen en dan op gehaald. Joop Hoffman werd aangesproken om ze met een busje op te halen, al met al een heel karwei.
Ook werd er een Bentheimer put geplaatst, gekregen van de familie Bouwmeesters, toen wonende op erve Sonderen. Deze put is nu weer verplaatst en staat iets verderop in de tuin van Pastor Scholten.
Eveneens werd er een visvijver aangelegd. Er was zoveel werk dat Pastor Alink zelf aan de betonmolen stond, daarom dat deze vijver nog altijd goed in tact is. Voor de huishouding en de verzorging van pastorie (want in de eerste jaren was er ook nog een kapelaan aanwezig) had Pastor Alink een paar dames uit Beltrum. Met Pastor Alink kreeg ook de oude pastorie een andere bestemming ...Weer ging de schop in de grond en werd op de plaats waar voor heen de speelplaats van de bewaarschool was (zo noemde men de kleuterschool in die tijd) de fundering uitgegraven om er een mooie bungalow te bouwen. Dit werd de nieuwe pastorie. De verhuizing van de veel grotere oude pastorie naar de veel kleinere woning had heel wat voeten in de aarde om alles een passende plaats te geven! Ook kwam er nieuwe bestrating zodat de Pastor en de kerkgangers met droge voeten in de kerk en pastorie konden komen. Pastor Alink heeft niet lang in de bungalow gewoond. Hij zag weer een nieuwe uitdaging en werd tot Pastor benoemd in Nieuwegein. Pastor Alink heeft veel veranderingen binnen en buiten de kerk doorgevoerd, wat ook wel eens de nodige problemen gaf bij de parochianen. Hij was in Beltrum van eind 1964-1971, zijn vertrek uit Beltrum heeft voor Jan vele herinneringen achter gelaten.
Na het vertrek van Alink kwam Pastor Brummelhuis naar Beltrum. Het was dus geregeld in en uitpakken, maar ook met pastor Brummelhuis kwam er binnen en buiten de kerk weer een heel nieuw tijdperk. Voor hem was het parochiegebeuren het belangrijkste en de opdracht naar Jan toe was dan ook: "Doe wat je goed lijkt met de herten en de tuinen rondom de kerk." Met Zuster Eufenüa als huishoudster moest er wel een groentetuin komen want dat was haar grote hobby. Verse groente uit eigen tuin en een duifje voor de soep was ook van harte welkom. Zij was voor Jan een tweede Moeder! Wie kende haar niet in Beltrum, vooral van al haar werk wat ze daarvoor gedaan heeft als wijkzuster. Pastor Brummelhuis was de man op de juiste plaats en had voor iedereen een luisterend oor. Zijn fiets stond altijd in de startblokken, want binnen de kerk kwamen steeds meer vrijwilligers en moest er veel bijgeschoold en geregeld worden.
Toen dan ook, na acht jaar intensief bezig te zijn geweest in onze parochie, zijn vertrek naar Wehl werd aangekondigd, ging er een schok door Beltrum. Brummelhuis was Pastor in Beltrum van 1971-1979.
Ook was dat voor Jan een drukke tijd. Samen zijn we toen drie dagen meegegaan om met de Pastor en Zuster Eufemia, die met hem mee ging, alles een passende plaats te geven in de pastorie van Wehl.
Het was voor ons niet gemakkelijk om zo'n Pastor te verhuizen en los te laten. Als hij bij ons komt is een vast gezegde van hem: "Effen kieken höö 't met broeder Jan geet." De vriendschap is dan ook altijd heel hecht gebleven.
Ruim een maand moest de parochie verder zonder vaste Pastor. Maar in november 1979 kwam Pastor Scholten vanuit Twente naar Beltrum. Hij voelde zich hier al gauw op zijn gemak. Al gebeurde er in het eerste jaar al direct van alles binnen en buiten de kerk.
In januari ontplofte in de vroege morgen tegen zes uur de olieverwarmingsketel in de kelder van de kerk. Er was een enorme ravage en alles zat onder zwart, vet roet. De kerkdiensten werden toen verzorgd vanuit zaal Dute. Gelukkig was dit maar van korte duur. Er werd een schoonmaakbedrijf ingeschakeld en met medewerking van vele vrijwillige parochianen kwam alles netjes schoon en werd er ook een nieuwe gas c.v. ketel aangeschaft en zaten we er weer lekker warmpjes bij. In hetzelfde jaar kwam er 's morgens heel vroeg een boodschap dat de herten op de straat liepen bij Spilman. Het gaas van het hertenkamp was open gesneden. Samen met politie en veearts is met veel moeite één hertenbokje terug gevangen. De week daarna is er aan de kerkdeur een collecte gehouden om een paar hertjes aan te schaffen. Maar eerst moest er nog nieuw gaas om het hertenkamp geplaatst worden. Al met al een heel werk, maar Jan, de Pastor en ook Zuster Inviolate, die toen als gastvrouw op de pastorie was, waren blij dat dit alles weer in orde was. Zonder herten bij de kerk is haast niet meer denkbaar. Ook kwam er de nodige nieuwe beplanting. Pastor Scholten hield van een mooie tuin en veel bloemen en kleur. Voor en achter de bungalow werd de tuin vernieuwd. In de zomer is het vaak een lust om te zien, al die bloeiende plantjes. We horen de mensen dan ook vaak zeggen in droge tijden; "Wi-j zaggen de Pastoor ok nog met ne geeter lopen!" Ook kreeg de groentetuin de nodige aandacht, veel groente en zelfs aardappelen werden er verbouwd, vooral toen Zuster Williebrorda en later Zuster Ludharda als gastvrouw op de Pastorie waren.
Meestal werd er nog wat ingeweekt of ingevroren, alleen die vervelende konijnen die ' s nachts de boel vernielden of opvraten! Een hele belevenis was het voor Jan toen bijna 10 jaar geleden (okt. 1996) de opgeknapte haan weer op de toren moest worden geplaatst. Samen met Joop de koster gingen ze in 't schuitje naar boven. De trekzakken mee dus, er was tevens muziek op hoog niveau! Pastor Scholten was in onze parochie werkzaam van 1979-2000 vanwege zijn gezondheid is hij toen gestopt.
Beltrum is hem wel dierbaar, hij woont nog steeds op de bungalow waar hij alleen verder moet, omdat Zuster Ludharda door ziekte is overleden. Jammer dat dit alles moest gebeuren, met als gevolg dat er ook voor de parochie weer heel veel ging veranderen.
Ook Jan besloot in 2001 het werk bij de kerk minder te maken en alleen rond de bungalow de tuinen nog bij te houden. Hij is nu privé tuinman bij Pastor Scholten. Zo zien de mensen hem nog geregeld daar bezig en vooral nu alles weer vernieuwd gaat worden. Het hertenkamp, de herten en ook de tuinen hebben zijn grote belangstelling. Al die jaren heeft hij in goed overleg met de Pastores en diverse kerkbestuurders fijn en goed kunnen samenwerken.
Pastor Scholten is een heel goede vriend van Jan en Jan voor hem.
Als alles rondom kerk en pastorie klaar is, kan men genieten van het aanzien van de oude pastorie en het nieuwe hertenkamp.
Getekend door de vrouw van Jan, Marietje Stapelbroek 20-04-2006