Alles is begonnen op de lagere school. Als je niet geschikt was als misdienaar had je vast wel talent voor het jongenskoor, zo geschiedde. Jan Wieggers, de grote baas, wist wel raad met z’n knapen. Heel vaak na schooltijd in de kerk de trap op en met wat orgeltonen van hem, liederen leren uit de Canticum of andere boekjes. We vonden het spannend en mooi, daar op het koor, al latijn zingend, naar onderen kijken en dingen doen die de pastoor niet hoefde te zien. In enkele vakanties kregen we les van Theo Wolters (Lindeboom) die toen nog studeerde aan het conservatorium. De jongensstemmen van de Perosimis zitten tot op de dag van vandaag nog steeds opgeslagen in mijn (ruisachtige) brein. Was de kerk voor repetities niet beschikbaar dan oefenden wij in de vroege avonduren in de tussenkamer van Café Jos Wieggers.

Het verplaatsen van huis naar dorp was bijna altijd lopend. Ideaal om in tweedonker nog even een relletje of vete uit te spoken of recht te zetten. Bij het verlaten van de school, 12-13 jaar, hoorde je bij de “grooten” en ging het zingen op een ander manier. In mijn herinnering jaren 50-60 zit ik dan achter in de kerk op een gepacht stoeltje met op de preekstoel pastoor Oosterman die alle staande parochianen achter mij met luide en duidelijke stem maant de nog lege banken op te zoeken. Protesteren en tegenspraak in de kerk, dat lef was maar voor enkelen weggelegd. Hoe het ook zij, hemel en hel hield je regelmatig bij de les, en bij twijfel was er de biechtstoel. Jaren komen, jaren gaan, pastoor en kapelaan, mis en lof, bruidegom en bruid, alaaf, askruis, en heel veel stof om over na te denken. Bij al die roerigheid was m’n doorgesmeerde stem al eens opgevallen. Henk Wieggers benaderde mij om bij de jaarlijkse muziekuitvoering van het gemengde koor “in ’n trop” mee te doen bij het herenkoor. Auditie bij vader Jan “ik heur ’t wal, ne bas”. Bij diezelfde gelegenheid werd ook Willem Krabben “gepunderd”, ne tenor. De eerste enkele nummers die ik mij herinner bij de uitvoering waren: de twaalf rovers, droomland en ’t Agathalied en na afloop het applaus wat vooral voor ons nieuwelingen erg gevoelig lag. Gaandeweg raak je wat ingespeeld en moesten er repetities voor de zondagviering en alle andere vieringen worden geoefend. Dit oefenen was meestal in Café Jos Wieggers in het bewuste tussenzaaltje waar ook een harmonium stond om ons de juiste toon te laten horen. Henk Wieggers was vele jaren onze organist. In de winter werd in bovengenoemde ruimte op ambachtelijke manier de kachel gestookt en gepord. Veel van mijn collega’s kregen in het verleden les in Gregoriaanse zang (uit het dikke boek). Frater Faustines bracht hen bij hoe soms een saaie oefenstof als hemels kan worden ervaren. Voor mij, Willem Krabben en Bernard Papen was er een zangerscursus in Doetinchem. Een basis die ons deed beseffen hoe moeilijk en mooi muziek kan zijn. In de rokerige Renault R4 werd er op de thuisweg nagebabbeld hoe we een nieuwe lesopdracht aan de juiste toonhoogte moesten laten kleuren. Intussen veranderde er veel in de kerk. De zaterdagavondviering en zondagviering deed z’n intrede. Eén pastoor, 3 parochies HAZiMa. Meer leken dienden zich aan bij vieringen. Naast kerk en kroeg hadden wij intussen ons Kempken met de vele mooie ruimtes voor oefenen, babbelen, en niet te vergeten, kaarten. Henk Wieggers nam het leiderschap over van zijn vader, een niet geringe klus. Met soms nog de krullen van de schaafmachine in z’n kraag, moest er de trouw- of rouwmis worden begeleid. In al m’n ijver heeft deze schrijver vergeten te noemen Annie Wolters met haar dameskoor en daarna André Wessels met het gemengde koor van nu. In mijn gedachten 50 jaar koorlid kan ik vele namen noemen die voor – achter en naast mij stonden. Velen ja, bijna allen die ons zijn voorgegaan met het zingen op een nog mooiere plaats; een hemels koor. Geschiedenis is het bijna, een volle kerk, de nachtmis, de wierook, de vele mensen op het altaar, het nuchter zijn en het flauw vallen, de Allelua’s met Pasen en het Ceciliafeest met z’n geintjes en grollen. Maar zie nu het jaar 2018, waarin de moeilijke beslissing is gevallen. Vele kerken moeten sluiten, waaronder ook onze Agathakerk. Het gaat pijn doen, je kan het je bijna niet voorstellen, ook ons Meester Nijsplein zonder kerkvolk. De gedachte Hij laat ons niet in de steek, al is het zingend naar boven gegalmd, geeft hoop. Tot slot een groet van een jubilaris die graag wat heeft teruggekeken wat al bijna geschiedenis is.

 

Bernard Wellink, december 2018.